De naam van vertelkring ‘Het Vijfde Seizoen’ is afkomstig uit onderstaand verhaal van de Duitse schrijver Kurt Tucholsky (1890 – 1935) die dit het mooiste seizoen vond:
Als de zomer voorbij is en de oogst binnengebracht is, als de natuur er haar gemak van neemt als een heel oud paard dat van louter vermoeienis gaat liggen in zijn stal–als de late nazomer wegsterft en de vroege herfst nog niet is aangevangen–dan komt het vijfde jaargetijde.
Nu is alles in ruste. De natuur houdt haar adem, in; op andere dagen ademt ze onmerkbaar, met een borst die zachtjes op en neer gaat. Nu is alles voorbij; het baren, het rijpen, het groeien, het kuitschieten en het oogsten–nu is het voorbij. De bladeren en de struiken en het gras, ze zijn er nog wel, maar ze hebben op het ogenblik geen enkel nut.
Afgezien van het feit of er in de natuur een diepere bedoeling schuilgaat, het raderwerk loopt niet meer. Het staat stil.
Muggen dansen in het zwartgouden licht; in het licht; in het licht zijn werkelijk zwarte tinten, diep oud goud ligt onder de beuken, pruimblauw op de heuvels… geen blaadje dat zich verroert, het is heel stil. De kleuren zijn glanzend, het meer ziet eruit alsof het geschilderd is, het is heel stil. Een boot, die stroomafwaarts glijdt. Vergaarde schatten worden uitgedeeld. Alles is in ruste.
Dit duurt vier, misschien acht dagen.
En dan gebeurt er iets.
Op een ochtend ruik je de herfst. Het is nog niet koud; het is niet winderig; er heeft zich eigenlijk niets veranderd, en toch is alles anders. De dingen hebben een keer genomen–er is iets gebeurd. De dobbelsteen bleef even in evenwicht, aarzelde… ja… ja… en viel toen op zijn andere kant. Nog lijkt alles hetzelfde als gisteren; de bladeren, de bomen, de struiken maar toch is alles anders. Het licht is helder, spindraden zweven door de lucht. Alles heeft plotseling een duwtje gekregen. De betovering is weg, de ban is gebroken–en wat er overblijft is een duidelijke herfst. Hoeveel zul je er meemaken? Dit is er een van. Het wonder heeft misschien vier dagen geduurd, misschien vijf, en je wilde wel, dat het nooit, nooit voorbij zou gaan. Het is de tijd van het jaar, waarin heren die niet meer zo jong zijn, ineens heel sentimenteel worden–het is geen verlate verliefdheid, het is iets anders. Het is een optimistisch voorgevoel van de dood, het blijde besef dat er een einde is. De late zomer, de vroege herfst, en dat wat daar tussen ligt. Een korte tijd in het jaar.
Het is het vijfde en mooiste jaargetijde.